Jan Fabre werd geboren op 14 december 1958.
Zijn artistieke opleiding
als etalagekunstenaar genoot hij aan het Stedelijk Instituut voor
Sierkunsten en aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten.
In 1977 neemt hij zelf de plaats in van de mannequin in de etalage (Window
performance). In 1977 herdoopt hij de straat waarin hij woont tot "Jan
Fabrestraat" en bevestigt hij aan zijn ouderlijk huis de gedenkplaat
"Hier leeft en werkt Jan Fabre", naar analogie met de gedenkplaat op het
huis verderop in de straat waar Vincent Van Gogh verbleef. In 1978
maakte hij tekeningen met zijn eigen bloed gedurende de soloperformance
'My body, my blood, my landscape'.Tijdens zijn 'Money Performance'
(1980) verbrandt hij het geld van de toegangskaarten om met de as ervan
het woord ‘ART’ te schrijven. In 1979 komt hij gedurende ‘Fontein van de
wereld’ klaar. Een en ander culmineert in 2004 als hij met Marina
Abromović 'Virgin/Warrior’ opvoert, evenals 'Lancelot ',
Onder de arm genomen door Jan Hoet gaat hij in de Verenigde Staten lezingen geven en performances opvoeren.
Vanaf 1980 begon hij te regisseren: Theater geschreven met een K is een
kater (1980). In 1982 wordt hij internationaal bekend met ‘Het is
theater zoals te verwachten en te voorzien was’. In 1984 vertoont hij
‘De Macht der Theaterlijke Dwaasheden’ op de Biënnale van Venetië. In
1986 werd de vzw Troubleyn opgericht als productiestructuur om de
theater-, dans- en operaproducties van de Vlaamse kunstenaar Jan Fabre
te initiëren en te produceren. De naam betekent ‘trouw blijven’ en drukt
de wens uit dat er met gelijkgestemde mensen in vertrouwen op lange
termijn kan worden samengewerkt. De producties blijven elkaar opvolgen:
Das Glas im Kopf wird vom Glas (danssecties, 1987), Prometheus
Landschaft (1988), Das Interview das stirbt... (1989, Der Palast um vier
Uhr morgens..., A.G. (1989), Die Reinkarnation Gottes (1989), Das Glas
im Kopf wird vom Glas (1990), The Sound of one hand clapping (1990),
Sweet Temptations (1991), Zij was en zij is, zelfs (1991), Wie spreekt
mijn gedachte ... (1992), Silent Screams, Difficult Dreams (1992),
Vervalsing zoals ze is, onvervalst (1992), Da un’altra faccia del tempo
(1993), Quando la terra si rimette in movimento (1995), Drie Danssolo’s
(1995), Een doodnormale vrouw (1995), Universal Copyrights 1 & 9 (1995),
De keizer van het verlies (1996), The very seat of honour (1997),
Lichaampje, Lichaampje aan de wand (1997), Glowing Icons (1997), The
Pick-wick-man (1997), Ik ben jaloers op elke zee..(1997), The fin comes
a little bit earlier this siècle (But business as usual)(1998), Het nut
van de nacht (1999), As long as the world needs a warrior’s soul (2000),
My movements are alone like streetdogs 2000), Je suis Sang (conte de
fées médiéval) (2001), Het zwanenmeer (2002), Parrots & guinea pigs
(2002), Je suis sang (2003), Angel of death (2003), Elle était et elle
est, meme (2004), Etant donnés (2004), Quando L'Uomo principale è una
donna (2004), 'De keizer van het verlies' en 'The King of Plagiarism'
(2005), 'Histoire des Larmes' (2005), 'Requiem für eine Metamorphose'
(2007), I am a mistake, (2007), 'The Orgy of tolerance' (2008), 'Another
Sleepy Dusty Delta Day' (2008), Orgy of tolerance (2009), The Servant of
Beauty (2010), Another Sleepy Dusty Delta Day (2010), Preparatio Mortis
(2010), Prometheus–Landscape II (2011), Drugs kept me alive (2012),
(herneming van:) Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was
(2012-1982), (herneming van:) De macht der theaterlijke dwaasheden
(2012-1984), Tragedy of a Friendship (2013), Mount Olympus: To Glorify
the Cult of Tragedy (2015) met teksten van Jeroen Olyslaegers.
Ook als tekenaar laat Jan Fabre zich niet onbetuigd. Hij staat hij
bekend om zowel 'abstracte' als figuratieve tekeningen met de balpen. In 2011 dialogeerden deze
meesterwerken met grootmeesters als Brueghel in het Kunsthistorisches
Museum in Wenen.
Jan Fabre is ook beeldhouwer. De reeks begint met afgietsels in
polyester bekleed met duimspijkers en nagels: 'Ik, aan het dromen'
(1999), 'Dependens',
'Ascendens' (1979-2003). Vanaf de negentiger jaren begint hij met
schilden van kevers te werken: vermelden we 'The grave of the unknown
computer (1994), 'Zelfportret als Joker' (1997) enz. Vanaf 1998 laat hij
zijn concepten uitvoeren in brons: 'De man die de wolken meet'
(1998), 'De man die
vuur geeft' (1999), "Searching for Utopia" (2003),
'Totem' (2004) op het Ladeuzeplein
te Leuven,'De
man die lacht en huilt' (2005), 'Astronaut die de zee dirigeert'
(2006), 'De
man die op het water schrijft' (2006).
De gouden periode van Jan Fabre breekt aan met
werkjes als de twee schaapjes van 'Sanguis sum'(2001) en 'Vermis
dorsualis & Devils Masks' (2002).
Er zijn ook wassen beelden zoals : 'Ik laat me
leeglopen' (2006) en 'Ik spuw op
mijn eigen graf' (2007)
in het Louvre gerecycleerd als
Zelfportret als de grootste aardworm ter wereld'
(2008),
''Offer
aan de god van de slapeloosheid' (2008), en 'De
man die het kruis draagt' (2014).
Vanaf 2006 verschijnen werken met opgezette dieren 'Het carnaval van de dode straathonden'
(2006) 'De
boodschappers van de dood onthoofd'
(2006).
Bij
gelegenheid laat hij ook werk uitvoeren in Murano glas zoals in 'Schijtende
ratten van de lucht en vredesduiven' (2008) of in marmer (Pietà,
2011)
Jan Fabre is ook een
verdienstelijk decorateur. In 1990 beplakte hij de 'Tivoli' met bebict
papier. In
1988 doet hij hetzelfde met een binnenruimte: 'De blauwe ruimte'.
In 2000 bracht hij plakjes ham aan op de zuilen
van de Aula te Gent. Meest bekend is zijn "Heaven of Delight" in het
Koninklijk Paleis van Brussel in opdracht van Koningin Paola (2003).
Vanaf het einde van de jaren zeventig maakt Jan Fabre ten slotte heel
wat filmpjes.
The fight (1979), 'Twee wormen' (1979), 'Zelfmoord' (1980), The Bag (1980),
'The
Meeting /Vstrecha' (1997) with Ilya Kabakov, 'Het probleem' (2001) met Dietmar Kamper
en Peter Sloterdijk. Een en ander culmineert in een installatie 'The Angel of Death' (2003).
Fabre is niet alleen kunstenaar
in vele disciplines, maar ook nog filosoof. In 1999
laat hij 'multidisciplinaire tijdschrift' Janus verschijnen. In 'The
Problem' (2001) zien we hem in een diepzinnig gesprek gewikkeld met de
socioloog-antropoloog Dietmar Kamper en de filosoof Peter Sloterdijk.
Jan Fabre was te zien op volgende internationale manifestaties:
Biënnale van Venetië (1984, 1990 en 2003)
Documenta in Kassel (1987 en 1992)
Biënnale van Sao Paolo (1991)
Biënnale van Lyon (2000)
Biënnale van Valencia (2001)
Biënnale van Istanbul (1992 en 2001).
Jan Fabre ging 'in dialoog' met de oude meesters in volgende musea en
kunststeden:
Louvre te Parijs (2008)(na betaling van een
aanzienlijke som gelds door Guy Pieters).
Kröller-Müller (2011)
Museum of Old and New in Tasmanië Australia (2009).
Saint Petersburg State Hermitage Museum Saint Petersburg (gepland in
2016).
Stad Firenze ('Spiritual Guards', 2016).
Fabre kreeg indrukwekkende onderscheidingen in de wereld van de kunst:
In 1992 werd hem de "Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Beeldende
Kunst" toegekend.
In 1994 werd hij 'artist in residence' aan de Singel in Antwerpen.
In 2005 was hij 'artiste associé' van het Festival d'Avignon,
2008: Premio Pino Pascali uitgereikt door het Museo d'Arte Contemporanea
Polignano a Mare te Bari.
2009: Juryprijs van de Franse podiumcritici voor de voorstelling Orgy of
tolerance
2009: International Art Award voor zijn gehele oeuvre door de Stichting
Christóbal Gabarrón te Valladolid.
Fabre wist ook Aula, Hof en Kerk te behagen:
In 2004 mag hij zijn 'Totem' installeren naar aanleiding van haar
575e verjaardagi van de KU Leuven.
In 2004 werd hij Grootofficier in de Kroonorde en in 2007 Commandeur in
de orde van Leopold II.
In 2007 werd hij Commandeur in de orde van Leopold II.
In 2009 werd hem het Eredoctoraat verleende door de Universiteit
Antwerpen.
In 2015 wordt zijn 'Man die het kruis draagt'
tegenover de Kruisafneming van Rubens opgesteld in de kathedraal van
Antwerpen.
Aangesteld als curator voor het jaarlijke festival van Athene &
Epidaurus 2016 – 2019, geeft hij als snel zijn ontslag na hevige
aanvallen door politieke partijen (waaronder SYRIZA), media, en Griekse
kunstenaars tengevolge van zijn beslissing om het eerste jaar te wijden
aan Belgische kunstenaars.
Jan Fabre is geen familie van de entomoloog.
Stefan Beyst.