james turrell

beeldhouwen met licht




INLEIDING


Al van in zijn kinderjaren was James Turrell (° 1943, Los Angeles) gebiologeerd door licht. Een en ander heeft te maken met wat zijn moeder zei om hem duidelijk maakte wat te doen op een bijeenkomst van Quakers: "Ga naar binnen en groet het licht." Maar ook zijn vader, een luchtvaartingenieur, gaf hem een duwtje: al vanaf zijn zestiende vliegt zijn zoon James hoog boven het aardoppervlak door het luchtruim, alwaar je naast zonsondergangen de meest wonderbaarlijke lichtshows kan aanschouwen - inclusief UFO's die Turrell ook later nog blijven fascineren.Beslissend voor zijn verdere carrière zijn zijn studies waarnemingspsychologie en zijn opleiding als kunstenaar, gedurende dewelke hij ontdekte dat dia's van schilderijen - inzonderheid die van Barnet Newman en Mark Rothko - mooier zijn dan de originelen. Al snel gaat Turrell zelf aan de slag tezamen met kunstenaars als Robert Irwin en Maria Nordman in de informele groep 'Light and Space artists'.


LICHTOBJECTEN


Kunst maken met licht, het hing in de lucht. Al in de vijftiger jaren ging Yves Klein aan de slag met vuur, en vanaf de zestiger jaren werkt de Op-Art met optische illusies, maar weldra ook met echt licht zoals dat uit de neonbuizen van Dan Flavin in de Verenigde Staten.

Om echt transparante Rothko's te maken, wilde James Turrell aanvankelijk, naar het voorbeeld van Yves Klein, vuur of gas gebruiken, maar hij geeft snel de voorkeur aan lampen. Anders dan Dan Flavin, die aan de Westkust vanaf 1963 gekleurde neonbuizen tezamen met hun reflectie op de muur laat zien, projecteert James Turrell aan de Oostkust gekleurd licht vanuit een onzichtbare lichtbron op de muur, en wel zodanig dat de indruk ontstaat van een driedimensionale lichtende vorm die in de hoek van de ruimte lijkt te zweven - de zogenaamde 'Projection series' met werken als Afrum-proto (1966) en Decker (1967). In andere werken gaat de illusie in de andere richting: driedimensionale werkelijkheid wordt ervaren als tweedimensionaal vlak zoals in de 'Shallow Space Constructions' (1968-1970) en werken als Danae (1983), waar wat een vlak lijktin werkelijkheid een doorkijk is op een met ultraviolet licht verlichte ruimte. Een gelijkaardig effect wordt verkregen met natuurlijk licht in 'Meeting' (1986) in P.S.1 New York, waar een opening in de zoldering van het museum uitgeeft op de hemel. Dergelijke omkering werd hem ongetwijfeld ingefluisterd door zijn 'Roden Crater' (zie verder). In de negentiger jaren vervangt Turrell het geprojecteerde licht door computergestuurde gehelen van neonbuizen en LED lampen, zoals in de 'Tall Glass series' of in zijn 'Motel Art' (1997) voor het luxueuze 'Mondrian Hotel' in Los Angeles, waar ook Philippe Starck aan meewerkte. In een late echo op de tv-scapes Nam June Paik ('Fisch Flies from sky', 1975, en Tv-garden, 1978) toont hij er op elk verdiep van het hotel een rechthoek van licht, met de zijden lichtjes gebogen zoals die van een televisie, waarvan de kleur verandert naar gelang van het televisiestation waarop hij is afgestemd.

Omdat de illusie vaak pas te zien is vanuit een bepaalde invalshoek en na aanpassing van het oog aan het duister - en ook om de toeschouwer in de gewenste stemming te brengen - betrekt Turrell al snel de architecturale omgeving in zijnontwerpen. In werken als 'Pleiades' (1983) l en 'Danae' (1983) moet je eerst door een duistere gang vooraleer de ruimte te betreden waarin het licht wordt geprojecteerd.


LICHTRUIMTES


Die aandacht voor de omgevende architectuur bespoedigde alleen maar de overigens voor de hand liggende overstap van lichtende objecten naar lichtende ruimtes, die ook Dan Flavin zette - denk aan diens Richmond Hall (1996).

In een eerste variant (de zogenaamde 'Perceptual cells'), omgeeft Turrell het hoofd ('Alien exam', 1991, en Soft Cell', 1992), of het gehele lichaam ('Gasworks', 1993) van de toeschouwer met een bol die van binnenuit wordt belicht en zo tot visueel 'Ganzfeld' wordt. In een tweede variant introduceert Turrell de reële ruimte zoals in de 'Ganzfeld Series' en 'Wedgework Series'. In 'Frontal Passage' (1994) komt de toeschouwer via een donkere gang in een kamer die diagonaal is verdeeld door een muur van rood licht. In 'Rise' (2005) hult een in de ruimte hangend lichtblok, waarvaan de kleur geleidelijk verandert, de gehele ruimte in een onwerelds licht. In 'City of Anhirit' (1976) volgen vier ruimtes met verschillende kleuren elkaar op. Het nabeeld van de kleur in de vorige ruimte bepaalt de waarneming van de kleur in de volgende. Een en ander culmineert in zijn veelgeprezen en succesvolle 'Ganzfeld: Tight End' (2006) voor het Yorkshire Sculpture Park: een ruimte volledig gehuld in blauw licht.


SKYSPACES


Intussen gaat Turrell nog een derde richting uit. Bij het maken van zijn lichtobjecten werd Turrell mede gedragen door het antikapitalistische pathos van de zestiger jaren. Onstoffelijke objecten zijn immers niet verkoopbaar - net zo min als happenings. En net zo min als de land-art, die in 1968 van start ging in de Dwan Gallery met figuren als Walter De Maria, Michael Heizer, Richard Long,Robert Morris,Robert Smithson en weldra ook h emels gewel. Dicht in de buurt groef MichaelHeizer in 1969 zijn 'Double Negative' in de Nevada woestijn en construeerde Robert Smithson in 1970 zijn 'Spiral Jetty' in het Great Salt Lake in Utah.

Dat bracht Turrell ongetwijfeld op het idee om vanaf 1972 de krater van een uitgedoofde vulkaan om te bouwen tot een soort observatorium om naar de hemel te kijken: zijn befaamde 'Roden Crater project' in Flagstaff, Arizona. 400.000 kubieke meter as werd verplaatst om de rand van de krater, waarvan de rand die van een perfecte cirkel benadert, op gelijke hoogte te brengen. Door een donkere gang kom je in een ruimte die de hemel omvormt tot een koepel. Er zijn ook tunnels die zodanig zijn uitgegraven dat je er op de geschikte tijdstippen de winterzonnewende en gelijkaardige kosmische gebeurtenissen kunt aanschouwen, zoals in Stonehenge of de Egyptische piramides. In een andere ruimte is er een warm bad dat werkt als een apochromatische lens: 'The pool will be a sensing place and will hold the light.' Door een vernuftig systeem worden radiogolven uit de ruimte omgezet in geluiden die je te horen krijgt met je hoofd in het water gedompeld. Van eenwording met het licht tot eenwording met de kosmos en de kosmische straling zeg maar.

'Roden Crater' is een project van lange adem. In afwachting werkte James Turrell intussen al zo'n 36 meer bescheiden 'sky-spaces' af. Vermelden we 'Blue Blood' (1988) in Santa Fe, New Mexico: een piramidale structuur die doet denken aan de bouwwerken van Egyptenaren, de Maya's en de Kelten. 'Space that Sees' (1992) is een vierkante kamer, uitgegraven in een kleine heuvel in het Israel Museum te Jeruzalem. Kielder Skyspace (1996) in het Kielder Forest Park in Northumberland is een ingegraven cilindervormige kamer, te betreden door een tunnel en afgedekt foor een dak met een opening in het midden. Voor de zonsverduistering op 11 augustus 1999 ontwierp Turrell de 'The Elliptic Ecliptic' op de helling van St. Michael's Mount (England, UK). 'House of Light' (2000) in Naoshima (Japan) is opgevat als een meditatiecentrum met voorzieningen om te overnachten als voorbereiding voor het aanschouwen van de zonsopgang. In 2003 onthult Turrell een elliptische ruimte 'Light Reign' in de 'Henry Art Gallery' waarvan de buitenkant 's nachts is verlicht in langzaam veranderende kleuren door duizenden computergestuurde LED lampjes in glazen panelen. 'Three Gems' (2005) is een ondergrondse installatie in de vorm van een stupa waarvan de binnenruimte is verlicht door LED effecten die aangepast zijn aan de wisselende taferelen die door een opening in de zoldering zijn te zien. Een van de meest recente skyspaces is 'Deer Shelter' (2005?), uitgegraven in het Yorkshire Sculpture Park: een gang die uitgeeft op een witte kubusvormige ruimte waarboven de hemel is te zien en de geluiden uit het park zijn te horen.

Naast Roden Crater in Arizona, bouwde Turrell nog een tweede omvangrijker project, ditmaal in een Keltische omgeving: 'Irish Sky Garden' (1992) bestaande uit een krater, een ronde heuvel en een piramide. Een verwante versie is 'Hemels Gewelf en Panorama' in de duinen in Kijkduin bij Den Haag (1996, gerestaureerd in 2008). Hij was ook verantwoordelijk voor het licht in de Chill-Out-Zone Millennium-Dome, en voor het onvoltooide Thames Light Project, voorzien voor een 'Light Square' aan beide zijden van de Thames. En James Turrell droomt van projecten die nog ambitieuzer zijn dan Roden Crater: een skyspace op Mars.


VISUELE MUZIEK


Laten we na dit overzicht de registers wat opengooien om de eigenaard van Turrells werk beter te begrijpen. Lichtkunst is immers geenszins een uitvinding van Turrell of Dan Flavin.

Er zijn om te beginnen de vele kleurenorgels die in het voetspoor van Louis-Bertrand Castel sedert 1725 werden ontwikkeld, de al meer gesofisticeerde apparaten die ontworpen werden aan de Wchutemas en het Bauhaus, de abstracte films sedert de twintiger jaren, en projecten als de 'Tempel van het licht' van Ivan Vyshnegradsky, de 'Prometheus' van Skriabin (1911), Kandinsky's 'Gele Klank', Schönberg's Glückliche Hand (1913), Phillips pavillion (1958) met Varèse en Xenakis en Luigi Nono's aanvankelijke concept voor de Prometeo (1984, evenals de veel drukkere 'spectaculars' met gloeilampen uit de dertiger jaren, de neon-architectuur in het vroegere Las Vegas, om nog maar te zwijgen van de lightshows in danstempels van tegenwoordig, inzonderheid de gesofisticeerde creaties van figuren als Carsten Nicolai, waar de idee van een 'visuele muziek' al veel reëler is geworden.

Bovenstaande voorbeelden maken meteen duidelijk dat Turrell - in tegenstelling tot vergelijkbare installaties als 'Colour Organ' (2005) van Adams of de veel drukkere creaties van Carsten Nicolai - niet zozeer denkt aan de integratie van de muziek en licht in een totaalkunstwerk. Eerder, denkt hij - met de reeds besproken nauwelijks evoluerende en monochrome beperkingen - in de richting van een puur visuele muziek. Hij vergelijkt de geleidelijke evolutie van zijn kleuren vaak met de muzikale idee van thema met variaties: een late echo van de idee die sedert het einde van de negentiende eeuw aan de basis lag van de ontwikkeling van de abstracte (of algemeen: niet-literaire) schilderkunst. Kandinsky indachtig klinkt een uitspraak als Turrell 'We're doing much better with sound and with music than with light' enisgzins achterhaald. (Whittaker).

Merken we ook - met enige verbazing - op dat Turrell niet flirt met synesthesie. Als er al sprake van is, dan niet van de hoorbaarheid maar van de tastbaarheid van licht: 'De ogen voelen, zoals de tastzin, zoals wanneer in de ogen van je lief kijkt en de intensiteit van de aanraking voelt met je ogen (Vicky Lindner*)'.


MYSTIEK VAN HET LICHT


Aanvankelijk stelt Turrell zijn transparante licht in puur artistieke termen - in termen van medium - tegenover het reflecterende licht van traditionele schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur. Maar hoe langer hoe meer legt hij de nadruk op de mystieke eenwording met het licht, zoniet met de kosmos. In het begin heeft hij het vooral over de neurologische en psychologische aspecten van het zien. Steeds talrijker worden de verwijzingen naar de fascinerende eigenschappen van transparant licht, zoals dat van vuur, diepe wateren en blauwe hemels, zonsopgangen en zonsondergangen. Die ontlenen hun aantrekkingskracht aan het feit dat ze ons lijken te onttrekken aan de gewone zichtbare wereld waarin we omgeven zijn door begrensde, tastbare en stoffelijke objecten die ons genadeloos opsluiten in het evenzeer begrensde, tastbare en stoffelijke lichaam waarin we zo ongaarne nederdaalden (zie: 'De zuigeling in de spiegel'). Onze laatste toevlucht is dan de constructie van een innerlijke wereld achter het oppervlak van onze huid, waarin we ons als ziel of geest menen te kunnen verschansen. Bij de aanblik van transparante werelden lijkt dat stoffelijk omhulsel van ons zich evenzeer op te lossen zodat ons onstoffelijk lichaam lijkt op te gaan in een buitenwereldse ether waar we verlost zijn niet alleen van ziekte, verval en dood, maar vooral van de rol die ons geïndividueerde lichaam temidden van talloze kwaadwillige of onverschillige, maar schaarse welwillende medespelers in het ondermaanse moet spelen.

Zoals de meeste stervelingen geeft turrellde voorkeur aan een andere interpretatie. Hoe langer hoe meer legt hij de nadruk op de andere zijnstoestand waarin we overgaan bij de opgang in transparant licht. Hij verwijst vaak naar het transparante licht in (lucide) dromen, of aan de lichtervaringen bij bijnadoodervaringen.Katy Beinart verwijst zelfs naar Shamsoddin Lahiji, een Soefi uit de vijfitende eeuw. En uiteindelijke belanden we bij een unio mystica met het licht: Turrell heeft het over 'gevoelens van transcendentie en het goddelijke' en wil met zijn kunst de spirituele dimensie van het bestaan openen. En en ander wordt bezegeld in de tentoonstelling in Berlijn 2001: "On the Sublime: Mark Rothko, Yves Klein, James Turrell" in Berlijn 200. De toenemende religieuze interpretatie heeft ook gevolgen voor de opstelling van de werken: met de bankjes ervoor of errond doen ze vaak denken aan altaren in kerken.

Wijzen we erop dat Turrells 'spiritual awakening' op het eerste gezicht helemaal in de lijn licht van het 'Go inside and greet the Light' van de Quakers. Wars van elke gevestigde geloofsovertuiging, houden de Quakers zich aan hun individueel geloof gebaseerd op innerlijke openbaringen. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat Turrell voor de Quaker 'Society of Friend' het Live Oaks Meeting House ontwierp, met een opening in de zoldering die uitgeeft op de hemel. Maar het is maar de vraag in hoeverre de 'Turrell experience' niet eerder één van de vele drankjes is in de veel oppervlakkiger idiosyncratische cocktails van exotische godsdiensten en astrologie die velen zich brouwen voor eigen gebruik sedert het leeglopen van de kerken in het Westen. Ook Roden Crater zelf is wat dat betreft alleen maar een afglans van Stonehenge en de piramides in de Oude en de Nieuwe Wereld. De vergelijking dringt zich op met de - zij het inhoudelijk totaal tegengestelde - private religie die Hermann Nitsch zich uitbouwde met zijn 'Orgien Mysterien Theater' in het Oostenrijkse Prinzendorf. Van kunstenaar tot hogepriester is maar een stap....


DESIGN


We zijn via de wereld van het totaalkunstwerk in de wereld van de religie en de mystiek terechtgekomen. Tijd dus om ons even de vraag te stellen in hoeverre de creaties van Turrell nog wel iets met kunst van doen hebben.

Voor Turrell liggen de zaken duidelijk. Hij begrijpt zichzelf als kunstenaar en is tot zijn creaties gekomen door enkele tendensen uit op art en land art door te denken. Maar Turrell laat de wortels van zijn kunst nog verder terug reiken in de geschiedenis van de kunst. In een interview met Vicki Lindner*.vergelijkt hij zijn werken met de hooischelven van Monet waarin de hooischelven zouden zijn weggelaten: 'Je zou dan kijken naar je eigen zien. Dit is directe ervaringen, in tegenstelling tot geïnterpreteerde ervaring.' Naar aanleiding van de Kielder skyspace, verwijst Turrell naar de luchten van Constable en Turner. Merkwaardig is hoe hij zich daarbij inschrijft in de geschiedenis van de schilderkunst, en niet in de geschiedenis van de lichtkunst zelf die we hierboven summier beschreven. Pas door deze kunstgreep toe te passen kan Turrell schrijven: 'Wij zijn een primitieve cultuur als het om licht gaat. We staan nog maar aan het begin. Ik moet de instrumenten maken net zo goed als de symfonie.' (Whittaker*)

Niet alleen Turrell zelf situeert zich in de traditie van de (schilder)kunst, ook de kunstmarkt en zijn acolieten laten zich niet onbetuigd. Dat blijkt om te beginnen uit omschrijvingen in de trant van: 'Turrell gebruikt de hemel als zijn doek' en 'schilderen met licht' of 'beeldhouwen met licht' die ook worden toegepast op kunstenaars als Dan Flavin. Maar ook de titels van tentoonstellingen spreken boekdelen. In "On the Sublime: Mark Rothko, Yves Klein, James Turrell" Berlijn 2001 worden Yves Klein en James Turrell met nadruk op gelijke voet gesteld met de schilder Rothko.

Deze gelijkstelling ziet over het hoofd dat de stap van Rothko (of Constable en Turner) naar Turrell de stap is van op een tweedimensionaal vlak opgeroepen lichtruimtes naar driedimensionale creaties met werkelijk transparant licht. Die stap bezegelt meteen ook de stap van opgeroepen wereld (kunst) naar een werkelijke wereld, al is die dan ook door de mens geschapen en daarom 'design' (zie: 'Kunst en mimesis'). Zeker, aanvankelijk is er nog een rest van mimesis in de werken waar tweedimensionale lichtvlekken op de muur worden gelezen als driedimensionale lichtobjecten. Maar het gaat hier om een vorm van mimesis die grenst aan het echte 'trompe-l'oeil' - mimesis die zichzelf opheft door bedrog te worden (zie 'Mimesis en bedrog'): getuige het incident in het Whitney museum waar mensen hun pols braken omdat ze dachten te kunnen leunen op Turrells imaginaire muur. In latere werken valt deze laatste rest van mimesis helemaal weg: het zijn voluit driedimensionalelichtende vormen die - dank zij het verwijden van de pupil in donker ruimtes - het licht zelf bijna tastbaar waarneembaar maken. Turrell zelf verzet zich overigens tegen een mimetisch benadering van zijn werk: 'Ik verzet met ten stelligste tegen de gedachte dat mijn werk een illusie zou zijn. Deze werken alluderen op wat ze werkelijk zijn: een ruimte gevuld met een ander soort licht.' (Vickie Lindner*). Wat dat betreft is Turrell dus geen kunstenaars, maar, net zozeer als Yves Klein en Dan Flavin een designer.

Dat geldt ook voor de lichtruimtes van Turrell. Zeker, het speciale licht van Turrell verleent de ruimte een soms haast stoffelijk karakter, maar dat doet ook de wierrook in gotische kathedralen, waar het door de glasramen gekleurde licht een gelijkaardige mystieke atmosfeer creëert, die evenzeer echt is. En dat heeft Turrell dan weer gemeen met kunstenaars als Pieter Vermeersch die in de echte zin van het woord de ruimte beschildert met (al is het dan reflecterend) licht en zich zo van schilder tot ruimtelijk designer ontplooit.

De skyspaces zijn - met dezelfde behorende reserves inzake 'trompe-l'oeil' als hierboven - mimetisch in zoverre bijvoorbeeld Roden Crater de indruk wekt alsof de hemel inderdaad een koepel is, en geen oneindig diepe ruimte. Voor zover ze functioneren als doorblik op natuurfenomenen zoals zonsop- en ondergangen en zonsverduisteringen, hebben we te maken de architecturale 'sokkels' voor tentoongestelde werkelijkheid, vergelijkbaar met Stonehenge of de Egyptische tempels en piramides. Het bad in Roden Crater waarin de kosmische straling is te horen, is daarentegen pure design, nauwelijks verschillend van de vergelijkbare 'commerciële installaties' die in de tegenwoordige wellnesscentra worden opgezet, inclusief het religieus-mystieke kleedje waarin ze zijn gehuld.

James Turrell is dus een zoveelste voorbeeld van een kunstenaar die onder het mom van een verder ontwikkeling van de kunst alleen maar de grenzen van de kunst overschrijdt en overgaat tot het tentoonstellen van werkelijkheid of het scheppen van echte objecten en echte ruimtes (design). Het anti-mimetische pathos dat daaraan ten grondslag ligt, blijkt overduidelijk uit het feit dat James Turrell graag benadrukt dat zijn werken 'abstract' zijn: ' Ik gebruik licht niet als drager van een inhoud, zoals de film.'... Of: 'Mijn kunst gaat ov er het licht zelf. Licht is niet de drager van een openbaring, het is de openbaring zelf'.



DE HEMEL OP AARDE

'James Turrell's work is perhaps the nearest some of us will ever get to heaven'.

Susan Young

Wellicht daarom is het werk van James Turrells zo ongelooflijk populair, net zoals dat van Donald Judd. Of dat van Andreas Gursky, al is dat laatste op het eerste gezicht totaal tegengesteld aan dat van Turrell. Maar beiden doen niet veel meer dan de mensen te verlossen van de verschrikkingen van het bestaan: de ene door ze zich blind te laten staren op een overvloed aan details, de andere doorze zich te laten verliezen in het eigen innerlijk licht, helemaal in de lijn van de geleidelijke ombouw van musea tot pretparken: denk aan de evenzeer enorm populaire glijbanen van Carsten Höller in de Tate...

Geef toe dat men zich de nodige vragen kan stellen bij de door James Turrell beoogde 'spiritual awakening' als men leest hoe de miljardair James F. Goldstein tweemaal per dag een pelgrimstocht pleegt naar zijn Turrellkapel, een private skyspace in zijn 'bescheiden optrekje' te Hollywood.

© Stefan Beyst, April 2007.

ENKELE REFERENTIES:


BEINART, Katy: 'Power of Light', Resurgence, 2006, Issue 237.
CRAIG, Adcock: The Other Horizon. An overview of Turrell's development from 1967 to 2001'. (ISBN 3-7757-9062-4)
CRAIG ADCOCK: 'James Turrell : the art of light and space by Craig Adcock'. (ISBN 0-520-06728-2)
GEHRING, Ulrike: 'Bilder Aus Licht: James Turrell Im Kontext der Amerikanischen Kunst Nach 1945, Powell, 2007.
GONZALES, Valérie: 'The Comares Hall in the Alhambra; Space that Sees by James Turrell'
LAAKSONEN, Esa: 'Interview with James Turrell', Reprinted from ARK The Finnish Architectural Review.
LINDNER, Vicki: 'James Turrell - artist - Interview', Omni, Winter 1995
MEURIS, Jacques: 'James Turrell. La perception est le medium', La Lettre Volée, Bruxelles 1995.
SHTERENBERG, Marina: 'Unnlimited-Continuous-Finite-Faraway and Contiguous'
WHITTAKER, Richard: 'Greeting the Light. an Interview with James Turrell'


referrers:
Arquitectura de interiores
De leestafel
Steven Coppens
Paul Borsboom

 fndeel fbvolg    twitter
 
beeld van de week

zelfomslag
eXTReMe Tracker