Jan Fabre deed het weer: zich door
anonieme vakmannen laten vereeuwigen in brons,
deze keer als De man die het kruis draagt (2014). Eind 2014
was een wassen versie te zien in 'At the Gallery' in Antwerpen, alwaar
het beeld werd opgemerkt door Bart Paepe, de nieuwe pastoor van de
Antwerpse kathedraalparochie. Ter gelegenheid van de
tentoonstelling Facing Time - Rops/Fabre, werd het deze zomer in brons
gegoten en opgesteld tegenover de kathedraal van Namen. En nu staat het
tegenover de kruisafneming van Rubens te pronken in de
kathedraal te Antwerpen. (Foto's: zie
Marc Walker).
Net zoals Vic Goedseels,
algemeen beheerder van de KUL, destijds met Fabres 'Totem'
een project wilde
realiseren 'waarover geschreven en gesproken moest worden', gebruikt
pastoor Bart Paepen onze controversiële rebel als lokvogel om het volk
naar zijn kathedraal te lokken.
Waarbij de vraag natuurlijk is wie wie promoot. Want Fabre verstaat
vooral de kunst om anderen zijn zelfpromotie te laten financieren. Geef
toe, zelfs na als enige levende kunstenaar een
solotentoonstelling in
het Louvre te hebben versierd, is het mooi meegenomen om in je
eigenste Antwerpen tegenover de kruisafneming van Rubens te worden
opgevoerd.
Net zo min als onze Grootofficier in de Kroonorde er graten in zag om
de kroon te tooien met de kevers van zijn 'Heaven of delight', heeft hij er problemen mee om
daarbij de kansel van een zinnebeeld te
voorzien. 'Kijk goed naar dit concrete beeld', schrijft
onze bij-de-tijdse herder. 'Een man draagt een enorm
houten kruis op zijn rechterhand. Hij is geen profeet of apostel, geen
martelaar of heilige. Hij is iemand die in de kathedraal doet waartoe
wij elke bezoeker, ongeacht zijn achtergrond of overtuiging, willen
uitnodigen. Neem zelf het kruis eens vast, teken van de God die hier
gevierd en beleden wordt, teken van zijn liefde voor alle mensen, teken
van het engagement dat Hij van zijn volgelingen vraagt. Neem het kruis
op en balanceer het. Mogelijk slaag je er niet in om het rechtop te
houden. Misschien is het te zwaar of te moeilijk. Misschien moet je
later nog eens proberen. Mogelijk vind je het maar niets, dan mag je het
laten vallen. Wie weet lukt het en voelt het juist aan. Dan zou het wel
eens kunnen dat je richting en zin in het leven hebt gevonden".
Fabre daarentegen weet wijselijk: 'De man die het kruis
draagt’ is een zoektocht naar balans, naar evenwicht'. 'Geloven we in God, geloven we niet in God? Het kruis op die arm
staat symbool voor die vraag'. Aan meerduidigheid overigens geen gebrek. Kathy de Nève van 'At the Gallery' had
het, een jaar voor de opstelling in de kathedraal, nog anders begrepen. Voor haar
balanceert het kruis 'tussen
realisme en relativisme, tussen kunst en geloof/wetenschap' en is 'De man die het kruis
draagt' niet alleen een metafoor van ‘de spirituele twijfelaar’, maar
ook 'een referentie naar de onmogelijke mogelijkheid om te leven zonder
kunst'. Want Fabre 'gelooft in de ware schoonheid' ...
Naast de woorden - zowel die van Bart, die van Kathy, als die van Jan -
zijn er natuurlijk ook nog de dingen. En, al
zouden velen graag hebben dat het de verhalen zijn die het beeld maken, op een beeld is, net als op een gelaat dat
huichelt, te zien wat er is te zien.
Om te beginnen
logenstraft het de titel. Eerder dan het kruis te dragen,
balanceert de man het losjes op zijn handpalm. Onder het gewicht van een
gedragen kruis staat men niet
zomaar wat zijn evenwicht te zoeken: men bezwijkt eronder, zoals Bosch, Brueghel, Dürer, of
Titiaan nog wisten.
De nauwgezetheid waarmee de nerven van het hout zijn nagebootst, laat geen twijfel bestaan over het gewicht van Fabres kruis. En daar passen geen uitgestrekte armen bij, eerder samengevoegde armen onder een gebogen tors, zoals bij de Schotse boomstamwerpers. Fabres gebaar hoort eerder bij het balanceren van een bezemsteel op de wijsvinger - een geliefkoosd spel van kinderen, die, als ze de steel niet meer recht kunnen houden, hem, zij het met minder vertoon dan de boomstamwerpers, met een forse beweging van de arm van zich weg de ruimte in gooien. Waarbij zich meteen het beeld opdringt van een opgestoken middenvinger op het uiteinde van Fabres uitgestoken arm - gebaar dat volledig in overeenstemming is met de opstelling van het beeld tegenover de kathedraal in Namen, of met de opstelling van Totem tegenover de bibliotheek van de Leuvense universiteit, en die van De man die het kruis draagt tegenover de kruisafneming van Rubens.
In afwachting van wat we, naar analogie van de kruisafneming de
kruisweggooiing zouden kunnen noemen, staat Fabre daar eerst wat te
showen, zoals Chaplin in The dicator met een
vederlichte wereldbol.
Veeleer dan de zwaarte van het kruis te torsen, speelt Fabre ermee - en
dat doet hij niet alleen met het kruis, maar met alle symbolen waar zijn werk, zoals dat van alle slechte -
slechts allegorische - kunstenaars, van bulkt.
Terwijl het kruis
- zoals de wereld bij Chaplins Hitler - wordt ontdaan van zijn gewicht - en, zoals de Rubens
ertegenover, van zijn verlosser - gaat omgekeerd alle
aandacht uit naar de man die daar zijn lichaam in evenwicht staat te
houden. Al valt daarbij niet zozeer de man op, maar eerder zijn
uiterlijk; de naden van de gulp, de gesp van broeksriem, de knopen van hemd en
jasje, om nog maar te zwijgen van dat brilletje, en die haren van
met-het-kammetje-pas-in-de-spiegel-gekeken. Dit zich verliezen in
uiterlijkheden ligt alleen maar in het verlengde van het ontwaarden van
het kruis tot wegwerpspeeltje. Had spiritualiteit niet eerder iets van doen met innerlijkheid - met de ziel,
veeleer dan met een welgenaaid jasje?
Maar het is vooral de - in het aanschijn van de afwezige zoon Gods aan het
kruis - aanmatigende zelfopvoering van Jan Fabre die alle aanspraak
op spiritualiteit de grond in boort: meer nog dan uiterliljk vertoon, is zelfverheffing de absolute ontkenning van de nederigheid
die elke waardige sterveling siert. Fabre krijgt er maar niet genoeg van
zichzelf in brons te laten vereeuwigen. De man die het kruis draagt heeft immers vele
voorlopers in De man die de wolken meet (1998), De
man die vuur geeft (1999), Op weg naar
Utopia (2003), De
man die op het water schrijft
(2006), De man die lacht en huilt
(2005), evenals prefiguren die in was zijn blijven steken, zoals Ik
laat mezelf leeglopen (2006), het Zelfportret als
grootste aardworm ter wereld (2008), of die het in afwachting van brons met duimspijkers moesten
doen, zoals Ik aan het dromen (1979), om nog maar te zwijgen over de Pietà (2011)
waarin hij zich op Jezus' plaats, zo niet aan het kruis, dan toch op Maria's schoot in marmer liet kappen.
Tegen deze achtergrond wordt duidelijk van welke schrijnende werkelijkheid de aanwezigheid van dit onding in de kathedraal getuigt.
Schrijnend is de zichtbare teloorgang van de kunst. Wat staat dat
in brons gegoten conceptje daar eigenlijk tegenover 'De kruisafneming'
van Rubens te doen? Schrijnend is ook de teloorgang van de gevoeligheid
voor kunst: veeleer dan voor wat aanschouwelijk is gegeven, heeft men
blijkbaar alleen maar oog voor het merk en voor het symbool. Hoe anders
komt iemand erbij om dit beeld met geloof in verband te brengen veeleer
dan met de door Fabre zo geliefde lichaamssappen? Hoe anders slaagt
iemand erin om over die onuitstaanbare zelfverheerlijking heen te lezen
met een uitspraak als: 'Het beeld en de gelaatsuitdrukking van het
zelfportret zijn zo gemaakt dat iedere bezoeker zich kan terugvinden'?
(taalfouten niet de mijne).
Zo mogelijk nog
schrijnender dan de opstelling van dat beeld in de buurt van de kruisafneming van Rubens, is de aanwezigheid ervan in wat eigenlijk het
huis Gods had moeten zijn. De gedachte aan een of ander
optreden door Fabres 'krijgers
van de schoonheid' rond dit voor de
gelegenheid naar het hoofdafltaar verplaatste gouden kalf, volstaat om zich te realiseren
welke kloof er gaapt tussen dat mannetje dat daar in
zijn jasje vol glans en glitter met een kruis zijn nummertje
staat op te voeren en Jezus, kloof die zo mogelijk nog groter is dan die
tussen Fabre en Rubens ...
Niettemin: Succes, Bart!
© Stefan Beyst,
november 2015.
LINKS
Kathy de Nève: 'Jan
Fabre, the spiritual sceptic'.
Jan Kint: 'Sculptuur
van Jan Fabre in de kathedraal daagt uit tot geloof''.